Ze trokken door geroep de aandacht van de bewoners en vroegen of Simon Petrus in dit huis verbleef. Terwijl Petrus nog nadacht over het visioen, zei de Geest tegen hem:
‘Er zijn hier drie mannen die naar je op zoek zijn. Ga meteen naar beneden en ga zonder aarzelen met hen mee, want ik heb hen gezonden.’ Petrus ging naar beneden en zei tegen de mannen:
‘Ik ben degene die u zoekt. Wat is de reden van uw komst?’ Ze antwoordden:
‘Cornelius, een centurio, een rechtvaardig man die God vereert en bij het hele Joodse volk in aanzien staat, heeft van een heilige engel opdracht gekregen u naar zijn huis te laten komen om te luisteren naar wat u te zeggen hebt.’ Daarop nodigde Petrus de mannen uit om binnen te komen en bood hun onderdak.
De volgende dag ging hij samen met hen op weg, en enkele broeders uit Joppe gingen met hem mee. Een dag later kwam hij in Caesarea aan, waar hij werd opgewacht door Cornelius, die zijn familieleden en zijn naaste vrienden bijeen had geroepen. Toen Petrus het huis wilde binnengaan, kwam Cornelius hem tegemoet, en hij wierp zich eerbiedig voor zijn voeten ter aarde. Maar Petrus hielp hem overeind en zei:
‘Sta op. Ik ben ook maar een mens.’ Al pratend met Cornelius ging hij naar binnen, waar hij een groot aantal mensen aantrof. Hij zei tegen hen:
‘U weet dat het Joden verboden is met niet-Joden om te gaan en dat ze niet bij hen aan huis mogen komen, maar God heeft me duidelijk gemaakt dat ik geen enkel mens als verwerpelijk of onrein mag beschouwen. Daarom heb ik me niet verzet toen ik naar u toe werd gestuurd. Mag ik weten waarom u mij hebt laten komen?’ Cornelius antwoordde:
‘Vier dagen geleden zei ik op ditzelfde tijdstip in mijn huis het namiddaggebed toen er opeens een man in een stralend gewaad voor me stond, die me als volgt toesprak:
“Cornelius, je gebed is verhoord en God heeft je aalmoezen aanvaard. Stuur daarom iemand naar Joppe om Simon, die ook Petrus genoemd wordt, te laten komen; hij verblijft bij Simon, de leerlooier, in een huis aan zee.”